“Pap?”
Ik werd wakker en kneep m’n ogen dicht tegen de lichtspleet, die langs de slaapkamerdeur naar binnen scheen.
“Ik krijg m’n deur niet meer open.” Hij bracht het zo voorzichtig mogelijk.
Al mopperend stond ik op om de situatie te bekijken. Er was ook altijd wat. Wat een stompzinnig systeem. Wat heeft het nou voor een nut om al die binnendeuren te kunnen vergrendelen? Wat is dat met dat Antilliaanse familiegevoel? Drie jaar geleden op Aruba heeft mijn dochtertje ook al ingesloten gezeten dankzij eenzelfde defect slot en nu dit weer?
“Heb je hem op slot gedraaid?”
“Ik dacht het niet.” Het voelde niet al te zeker.
Ik probeerde het uit met de badkamerdeur. Die was van dezelfde makelij. Van binnen uit op slot en dan simuleren dat hij dicht wordt getrokken. Dat kon. Als ik de deur echt had dichtgedaan, dan zou ik er slechts met een sleutel nog in kunnen. Belachelijk. Op zoek dus naar de sleutel. Die van de buitendeur paste in ieder slot, maar viel niet te draaien. Alle kasten nakijken. Niets. Op naar de beheerder. Die had om half elf ’s avonds de boel de boel gelaten en het nummer voor noodgevallen was onbemand. Mijn eigen inbrekerskwaliteiten schoten danig te kort. Dat terwijl ik het gereedschap toch goed voor elkaar had. Creditcard en paperclip. De ingrediënten waar op t.v. zeker vijf keer daags alle deuren moeiteloos mee open gaan, waren nutteloos in mijn handen. Zou ik de deur intrappen? Het kozijn leek niet al te stevig. Of zou ik het slot forceren met mijn Zwitserse zakmes? Nee, de verhuurder had mijn creditcardnummer. Misschien hadden de buren een sleutel? Jawel, maar die paste ook al niet. Zelfs de prutsslotenfabriek maakte verschillende series. Er zat weinig anders op dan een provisorische slaapplek te creëren. Het was inmiddels laat genoeg.
Na een ongemakkelijke nacht toog ik schaamtevol naar de beheerder. Het gebeurde wel vaker, hoorde ik daar. Hij zou de sleutel opzoeken en er zo aankomen. Gelukkig viel na een paar uur de stroom uit, zodat ik een reden had om nogmaals naar de receptie te gaan en hem fijntjes te herinneren aan zijn belofte. O ja, hij kwam direct en als hij de sleutel niet kon vinden dan kende hij nog wel een trucje om het slot te openen. Zoveel stelde de kwaliteit niet voor. Wij zouden ondertussen onze gang maar gaan, hij redde zich wel.
“Ik blijf hier,” sprak mijn zoon resoluut. “Dat trucje wil ik ook wel zien.” Hij moest ook wel, zijn zwembroek lag in z’n kamer.
Het duurde inderdaad niet lang voordat hij kwam. De sleutel had hij vanzelfsprekend niet gevonden. Wij waren benieuwd naar het trucje. Met een zware hamer, een grote schroevendraaier en een waterpomptang ramde hij het hele slot uit de deur. Die truc kenden we dus nu ook voor een volgende keer.