“Wie deed dat?!”
“Wie deed wàt?” vroeg ik verbaast.
“Wie deed dat?!” De tweede keer klonk zijn vraag nog dwingender. Al het water van de zee waarin hij stond kon het vuur in zijn ogen niet blussen. Vuur van woede en pijn. Ergens was hij door geraakt. De frisbee? Nee, die pendelde nog steeds vrolijk tussen de jongen en het meisje iets verderop. Zijn hand bedekte zijn gekwetste hals in de hoop de pijn weg te nemen. Een steengooier in het water of op de kant? Niemand met een berouwvolle blik en niemand die de effecten van zijn daad bewonderde. Zelfs niemand met het volgende projectiel al in de aanslag.
“Er sprong wat uit het water!” kwam het van maar liefst twee ooggetuigen.
Bloed sijpelde langs zijn hals.
Rond en door de rode plek zaten een aantal kleine sneetjes, alsof een vis, die boven de waterspiegel was uitgesprongen, een slag had gemaakt en daarbij met zijn scherpe stekels of vinnen tot in het vlees van Nick was doorgedrongen. Zijn hals voelde stijf aan. Misschien van de klap, misschien hadden de stekels een gif afgescheiden. We moesten op z’n minst maar even bij de duikinstructrice langsgaan. Die zou wel weten wat er in haar boka rondzwom en ze had zeker een EHBO-diploma.
“Kon ta bai?” begroette hij ons vrolijk.
“Ku ami bon, ma no ku mi yu,” wees ik op mijn zoon.
Wat is er dan, swa?” Hij keek verschrikt naar de bloedende wond.
Ik legde hem snel uit wat er was gebeurd. De duikinstructrice luisterde op afstand mee, maar kwam niet verder dan een wel heel makkelijk: “Dat heb ik nog nooit eerder gezien,” om haar regulieren werkzaamheden weer op te pakken. Nuttig zo’n eerste hulp cursus. Een hartstilstand, drukke winkelstraat, slachtoffer languit op de grond, radeloze omstanders. “Dat heb ik nog nooit gezien. O, kijk daar: Opruiming!”
Dan had je meer aan Hooi. Op donderdag was hij kok, maar de rest van de week multi-inzetbaar. Op woensdag dus zelfs als medicijnman. Hij reinigde de wond met azijn en sneed vervolgens een stuk van een Aloë Vera plant, waarmee hij de plek behandelde.
“Het is een kwallenbeet,” lalde een volslagen onbekende.
Zijn accent verraadde dat hij uit het land van Maas en Waal moest zijn gekomen. Maar dat was al wat langer geleden. Meer recentelijk kwam hij gewoon uit de kroeg. Hij was vies, stonk en was beslist niet voor de tandarts naar Curaçao gekomen. In een gebruind gelaat lachte hij zijn rottende, brokkelige stompjes bloot. Hooi bekeek de Hollander vol afschuw. Deze liet onmiddellijk een nieuw advies horen. Dit keer over de behandeling. Wij deden ons best hem te negeren, maar dat stond hij niet toe. Om Hooi de kans te geven Nick ongestoord verder te helpen, besloot ik een gesprek met de ongenode gast aan te gaan. Daar was hij wel vatbaar voor. Hij bleek oorspronkelijk uit Arnhem te komen en had dit eiland uitverkoren vanwege het mooie weer, de meisjes en het werk. Met die laatste twee wilde het nog niet zo vlotten. Daarom had hij een alternatief bedacht. Door misbruik te maken van het fatsoen van anderen wist hij zich redelijk in leven te houden. Aangezien wij hieraan niet onze medewerking wilden verlenen, werd het tijd om maar weer eens op te stappen. Hij schoof aan bij een vooraf geselecteerde pensionado die zijn vraag naar een biertje niet durfde te weigeren.
“Heeft u er misschien ook nog wat chips bij?”